In Groot-Brittannië is aangetoond dat er met name in de tweede helft van de winter te weinig voedsel is voor de vogels (Siriwardena et al., 2008). Deze voor zaadeters moeilijke periode van het jaar, waarin het aanbod aan zaden op z’n laagst is, wordt wel de ‘hungry gap’ genoemd.
Dossier
Wintervoedsel voor akkervogels
Inleiding
Waarom gaat het niet goed met de winteroverleving van akkervogels?
Sinds de afgelopen decennia zijn er minder zaden en granen voor akkervogels beschikbaar in de winter.
Verhoging van het wintervoedselaanbod op perceelsniveau
De vogels die in de winter foerageren op akkers zijn, zoals eerder genoemd, op te delen in twee groepen (BIJ12, 2014): de graan- en zadeneters en de muizeneters. Beide groepen hebben voldoende zaden en granen nodig gedurende de hele winter om of zelf van te eten of omdat ze afhankelijk zijn van zaad- en graanetende muizen (BIJ12, 2014).
Verhoging van het wintervoedselaanbod op landschapsniveau
Omdat granen en zaden op een zeker moment op zijn, is het belangrijk dat er meerdere percelen met bovenstaande maatregelen aanwezig zijn in een gebied. Op wintervoedselveldjes in Limburg is gemeten hoe snel het voedselaanbod in de loop van de winter afnam. Zo daalde het voedselaanbod in januari tot de helft van het aanbod in de voorafgaande novembermaand in 2009. In het jaar erna daalde dit aanbod zelfs tot slechts 15% in januari. Hierdoor was er niet in alle jaren genoeg voedsel op de akkers om de vogels door de hungry gap heen te helpen (Bos et al., 2011).
Bronnenlijst
De volgende bronnen zijn gebruikt in deze tekst.