Nieuws

Terugblik Veldbijeenkomst Beweiding & Weidevogels

boerenlandvogels
Bron foto: David Kingma, BoerenNatuur
Samenvatting
  • Onderwerp
    Invloed van beweiding
  • Interessant voor
    Natuurinclusieve boeren
Bekijk de bronnen
Op 11 mei 2023 kwamen we met 32 mensen, waaronder medewerkers van agrarische collectieven, terreinbeherende organisaties (TBO’s), beheer- en mozaïekregisseurs, vrijwilligers en boeren, bijeen om te praten over de rol van beweiding in het weidevogelbeheer. Voor deze bijeenkomst waren we te gast op het melkveebedrijf van de familie Meindertsma in Wyns.

De familie heeft een grote passie voor weidevogels en het weidevogelbeheer vormt een integraal onderdeel van hun bedrijfsvoering. Naast percelen met rustperiode, plasdras, kuikenstroken, proberen ze zoveel mogelijk gebruik te maken van weidegang door dag en nacht te weiden, mits het weer het toelaat. Het weidevogelbeheer voeren ze uit in samenwerking met het agrarisch collectief Noardlike Fryske Wâlden. Voor meer informatie over dit bedrijf, lees hier het interview van Vogelbescherming Nederland met Hessel Meindertsma.

Voor meer informatie over het weidevogelbeheer binnen het collectief Noardlike Fryske Wâlden, zie hier de presentatie van Henk Oud daarover.

Weidevogels en weidegang – vanuit het project Vogels en Voorspoed. Nyncke Hoekstra

Bekijk hier de presentatie van Nyncke Hoekstra

De eerste spreker van de dag was Nyncke Hoekstra, onderzoeker Grasland & Biodiversiteit bij het Louis Bolk Instituut. Voor het project Vogels en Voorspoed heeft zij samen met Anne Jansma (Agreco Advies) onderzoek gedaan naar de relatie tussen beweiding en weidevogels. Hierbij is gekeken naar het effect van beweiding op de randvoorwaarden: structuur, rust en voedsel. Daarnaast is een poging gedaan om interactie tussen beweiding en weidevogelgezinnen in kaart te brengen.

Uit het onderzoek blijkt dat beweiding een belangrijke component is in het weidevogelbeheer. Beweiding kan zorgen voor een afwisselende grasstructuur, waardoor kuikens gemakkelijk voedsel kunnen zoeken maar ook voldoende dekking hebben in grasbossen. De structuurverschillen in grasland zijn echter wel afhankelijk van de groeisnelheid van het gras en de intensiteit van de beweiding. Te intensieve of te extensieve beweiding leidt tot minder structuurverschil.

Beweiding tijdens de nestfase vormt een risico, omdat het voor verstoring en vertrapping kan zorgen. Echter leidt beweiding in het algemeen tot veel minder verstoring dan maaien. Bovendien worden bij het maaien meer predatoren aangetrokken dan bij beweiding. Eventueel kan er bij beweiding gebruik worden gemaakt van nestbeschermers. Een andere mogelijkheid is om delen van het perceel met veel nesten geheel af te rasteren. Hessel Meindertsma geeft als tip mee om naast de ‘echte’ nestbeschermers ook een aantal dummies neer te zetten. Ofwel, een aantal nestbeschermers te plaatsen op willekeurige plekken in het perceel om vliegende predatoren te misleiden. Bovendien geeft hij aan om bij grutto- en tureluursnesten de nestbeschermers niet gelijk over het nest heen te plaatsen, maar eerst een paar meter van het nest te zetten en dan later pas boven het nest te plaatsen. Deze soorten zijn gevoeliger voor verstoring en krijgen zo de tijd om te wennen aan de nestbeschermer.

Uit het onderzoek komt geen positief effect van beweiding op de beschikbaarheid van grote insecten naar voren. In kruidenrijk grasland werden de meeste grote insecten gevonden. Beweid grasland telde minder insecten, wat mogelijk verklaard kan worden door een gemiddeld lagere grashoogte en minder bloeiende kruiden. Het effect van mestflatten was moeilijk te meten met de gebruikte methodes. De verwachting is dat juist die mestflatten een belangrijke aantrekkingskracht hebben op insecten, die vervolgens als voedsel dienen voor kuikens. Het effect van beweiding op het bodemleven is niet meegenomen. Bodembewonende ongewervelden, zoals insecten, emelten en wormen, zijn vooral voor oudere kuikens een bron van voedsel. Mogelijk zorgt weidegang voor meer bodemleven.

In de praktijk wordt gezien dat kuikens grasland verlaten wanneer het te dicht wordt. Hoog gras hoeft geen probleem te zijn zolang het niet te dicht is en kuikens er nog steeds doorheen kunnen lopen. Een deelnemer merkt op dat zij het kunnen zien van je voeten als vuistIn de praktijk wordt gezien dat weidevogelgezinnen grasland verlaten wanneer het gewas te dicht wordt. Hoog gras hoeft geen probleem te zijn zolang het niet te dicht is en kuikens er nog steeds doorheen kunnen lopen. Een deelnemer merkt op dat zij ‘het kunnen zien van je voeten’ als vuistregel gebruiken voor goed doorwaadbaar kuikenland. Variatie tussen percelen en binnen een perceel is van grote waarde, zodat de vogelgezinnen zich kunnen bewegen in het gebied en zo zelf de plekken kunnen uitkiezen die op dat moment geschikt zijn.

Tijdens dit project is in de verschillende gebieden de samenwerking opgezocht tussen melkveehouders, beheer/mozaïekregisseurs van agrarische collectieven, nazorgers en weidecoaches. Uit die gesprekken bleek dat met name weidecoaches en beheer/mozaïekregisseurs nog veel van elkaar kunnen leren om het weidevogelbeheer beter inpasbaar te maken in de bedrijfsvoering. Meer werken met beweiding kan de inpasbaarheid van weidevogelbeheer zeker verhogen, al blijft het soms lastig om te beweiden op percelen die ver van de stal liggen.

Op dit moment bestaan er binnen het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) twee beheerpakketten met beweiding: extensief beweiden en voorweiden met rustperiode. Er zijn grote verschillen per gebied in hoeverre het pakket extensief beweiden wordt gebruikt door veehouders. Een aantal collectieven geeft aan dat de maximum van drie grootvee-eenheden (GVE) per hectare voor veel melkveehouders niet werkbaar is en de vergoeding als niet aantrekkelijk wordt beschouwd. Daarnaast leidt het beheerpakket niet altijd tot het gewenste effect. Zeker in voedselrijke, hoogproductieve graslanden is de beweiding te extensief om te zorgen voor een gevarieerde grasstructuur. Terreinbeherende organisaties lichten toe dat op extensieve percelen extensieve beweiding wel werkt. Een ander collectief vertelt dat boeren in hun werkgebied wel veel gebruikmaken van dit pakket voor jongvee, droge koeien of zoogkoeien. Voor alle pakketten is het belangrijk om dit te combineren met een lagere bemestingsniveau, omdat anders het gewas te snel terug groeit na beweiding. Schoonmaaien is namelijk niet bevorderlijk voor de vogels, omdat dan de gevarieerde grasstructuur met dekkingsmogelijkheden verdwijnt.

Over het algemeen is er een sterkte wens voor meer flexibiliteit in de beweidingspakketten. Beweiding ten dienste van weidevogels is maatwerk, het verschilt sterk per jaar en per bedrijf wat er mogelijk is. Daarom is meer flexibiliteit in data en veedichtheid nodig om ook in voedselrijke, meer productieve percelen geschikt kuikenhabitat te creëren. Vanuit het project Vogels en Voorspoed worden twee nieuwe pakketten aanbevolen: doorweiden en uitgesteld weiden. Bekijk de presentatie voor meer details hierover.

Bekijk hier het rapport van het project Vogels en Voorspoed:

En de bijbehorende factsheet:

Discussie onder leiding van Bernard de Jong van Vogelbescherming Nederland

Bekijk hier de presentatie van Berard de Jong

Na de presentatie van Nyncke zijn we met elkaar in discussie gegaan over het effect van beweiding op weidevogels. Bernard nam ons mee in de bevindingen uit eerdere onderzoeken en besprak daarna een aantal discussievragen. Tot op heden is er nog geen gemakkelijke methode gevonden om de impact van beweiding op weidevogels aan te tonen. Dit komt waarschijnlijk doordat veel verschillende factoren effect hebben op het gedrag van weidevogelgezinnen. Denk aan het voedsel voor de volwassen vogels, voor de kuikens, beschutting etc. Ook blijven alarmtellingen een momentopname dus is dit niet de meest geschikte methode om het gedrag van de weidevogelgezinnen te meten. Het werken met zenders kan hierbij een suggestie zijn om het gedrag van weidevogelgezinnen beter in kaart te brengen.

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat met name gezinnen van kievit, scholekster en tureluur gebruikmaken van beweide percelen. Grutto’s hebben daarentegen een voorkeur voor hogere kruidenrijke vegetatie. Vooral kieviten hebben ook behoefte aan slikkige randjes voor het vinden van voedsel. Het behouden van zowel de grutto, tureluur, kievit als scholekster is belangrijk omdat de vogels elkaar helpen met het verdedigen van hun nesten en kuikens tegen predatoren. Dit vraagt om variatie zowel binnen het gebied (kruidenrijk grasland, beweid grasland, bouwland) als binnen een perceel (bijv. met greppelplasdrassen), zodat het gebied voor meerdere vogelsoorten geschikt is gedurende het hele broedseizoen In de praktijk wordt gezien dat gruttogezinnen zich veel verplaatsen, terwijl kieviten zich juist heel weinig verplaatsen als het habitat voor kuikens optimaal is.

Uit het satellietonderzoek van onder andere Tim Visser blijkt dat weidevogels niet vaak te vinden zijn in intensief grasland met een hoge groei-index. Het verschralen van graslanden is daarom een grote uitdaging waar momenteel veel onderzoek naar wordt gedaan. Zo wordt in het project ‘Optimalisatie kruidenrijk grasland’ de kwaliteit van kruidenrijk grasland ten behoeve van weidevogelbeheer onderzocht. Hierbij wordt o.a. op kleigrond gemeten waar de gewasdichtheid altijd relatief hoger is en het moeilijker is om kruidenrijk grasland te ontwikkelen. Het inzaaien van extensief kruidenrijk grasland, bestaande uit inheemse grassen en kruiden, kost veel geld, omdat het juiste zaad weinig beschikbaar is. Het is beter om graslanden op een meer natuurlijke wijze te ontwikkelen richting kruidenrijk grasland. Hoe je dat doet, lees je in de veldgids Ontwikkelen Kruidenrijk Grasland.

Tot slot spelen in de praktijk veel zorgen rondom de hoge predatiedruk. Collectieven zien graag meer mogelijkheden om meer actief predatorenbeheer uit te voeren waar de predatiedruk leidt tot een te laag broedsucces.