Nieuws

Winters voedsel voor akkervogels

Geelgors op boomtak - Afbeelding van Yvonne Huijbens via Pixabay
Bron foto: Yvonne Huijbens (Pixabay licentie)
Samenvatting
  • Onderwerp
    voedsel, akkervogels, akkers
  • Interessant voor
    melkveehouders, akkerbouwers, tuinders
Bekijk de bronnen
In de winter hebben akkervogels het moeilijk om voldoende voedsel te verzamelen, er zijn weinig zaden van granen en onkruiden beschikbaar voor de dieren. Met een aantal maatregelen kunnen deze vogels in de winter toch op akkers terecht voor hun voedsel.

Tijdens de winter voedsel bieden aan akkervogels kan met een vogelakker en met een wintervoedselveldje. Een vogelakker is een volveldse, meerjarige maatregel. Hier worden stroken met een meerjarig groenvoedergewas zoals luzerne afgewisseld met zogenoemde natuurbraakstroken, waar een mengsel van grassen, granen en kruiden is ingezaaid. Een wintervoedselveldje is een klein perceel of strook met voedselplanten voor diverse vogelsoorten dat tot ver in de winter blijft staan. Er staan granen en andere zaadhoudende planten, zoals bladrammenas en zwarte mosterd.  

Weinig voedselaanbod in de winter 

Voor overwinterende akkervogels als grauwe gors, geelgors, kneu en patrijs is er weinig winters voedselaanbod. Ook voor roofvogels die zich voeden met muizen, zoals de ruigpootbuizerd en velduil, is er een klein voedselaanbod. Dat komt doordat er weinig stoppels en onkruidzaden achterblijven op de akkers. Efficiënt oogsten, een snelle grondbewerking na de oogst, effectieve onkruidbestrijding en de afname van het areaal zomergranen zijn hiervan de oorzaak. 

Stoppels en kruiden die er wel staan in najaar en winter, worden voor akkervogels vaak te vroeg ondergewerkt. De vogels hebben de grootste behoefte aan zaden en granen van februari tot april, maar boeren bewerken vaak eerder het land, als voorbereiding op het nieuwe seizoen.   

Vogelakker 

Doel van een vogelakker is het verbeteren van het voedselaanbod voor muizenetende roofvogels. Maar ook het verbeteren van het bodemleven en de leefomstandigheden voor akkervogels is een doel. Dit gebeurt met een groenvoedergewas dat ongeveer 70% van de oppervlakte inneemt, de rest van het perceel wordt gebruikt als natuurbraak. Het groenvoedergewas wordt meerdere keren per seizoen gemaaid en daarna gebruikt als veevoer.  

Vogelakkers zijn onderzocht op invloed op de biodiversiteit en de inpasbaarheid in de dagelijkse praktijk van een akkerbouwbedrijf. Dat gebeurde op vier vogelakkers in de akkerbouwgebieden van Groningen, Flevoland en Texel gedurende 3,5 jaar.  

Meer biodiversiteit  

Op alle vogelakkers nam de ondergrondse en bovengrondse biodiversiteit toe. Vooral in de natuurstroken was er een rijk bodemleven in vergelijking met referentiepercelen. De muizendichtheid laat een toename over de jaren zien. Tegelijkertijd werden soms op referentiepercelen ook grote aantallen actieve muizenholletjes geteld.  

Inpassing landbouwpraktijk 

Het groenvoergewas in het onderzoek was een luzerne/klavermengsel, wat de beheerders van de vogelakkers ervaren als een gewas dat eenvoudig is te telen. Bemesten om de bodemvoorraad kalium en fosfaat aan te vullen, luzerne onttrekt dit veel, is soms lastig te plannen met het oog op de aanwezigheid van broedvogels. Dat geldt ook voor het maaien van de luzerne.  

Het grootste probleem op de vogelakkers is de enorme veronkruiding van de natuurbraakstroken. Spontaan opkomende grassen en onkruiden nemen vaak binnen een jaar de natuurbraakstrook over. Dat kan de teelt op omliggende percelen beïnvloeden.  

Door het meerjarige karakter van een vogelakker past zo’n akker minder goed op een akkerbouwbedrijf met enkel eenjarige gewassen. De onderzoekers stellen dat de inpassing op een gemengd bedrijf of een grondgebonden veehouderijbedrijf eenvoudiger is, omdat hier al meerjarige teelt is.  

Saldoberekeningen laten zien dat vogelakkers alleen financieel uitkunnen met een aanvullende financiering, zoals een subsidie in het kader van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb-subsidie).  

Wintervoedselveld voor akkervogels 

Een andere optie om akkervogels een handje extra te helpen met voedselvoorziening in de winter, is een wintervoedselveldje. Dat heeft een grootte van zo’n 1 tot 1,5 hectare met granen en zaaddragende planten die niet worden geoogst en tot ver in de winter blijven staan. Zo’n veld is een waar buffet voor zaadetende vogels, zoals de kneu, vink, patrijs en geelgors. Daarnaast trekt het voedselrijke gebied ook roofvogels aan. Op een factsheet van de Vogelbescherming staan overzichtelijk de belangrijkste feiten over zo’n wintervoedselveldje bij elkaar.  

Houtsnip: nachtelijke akkerbezoeker  

Het blijkt uit nachtelijke tellingen in Zuid-Holland dat een bosvogel als de houtsnip ook ’s nachts op akkers ronddwaalt. Ook zijn ‘familieleden’ de watersnip en het bokje zijn waargenomen. De onderzoekers vermoeden dat de dieren hiervoor kiezen om predatie overdag te voorkomen.