Scholekster in het nauw : de invloed van predatie op het reproductiesucces van de scholeksters (Haematopus ostralegus) in de Zwagermieden
Eén van de weidevogelsoorten in Nederland die sterk achteruit gaat is de scholekster (Haematopus ostralegus). De broedperiode lijkt een knelpunt te zijn waarbij broedparen minder jongen grootbrengen dan het benodigde gemiddelde van 0,35 om een stabiele populatie te behouden. Het aantal broedvogels is in 2013 met 65% gedaald ten opzichte van 1985. Friesland heeft een grote verantwoordelijkheid in de bescherming van de scholekster aangezien 30% van de Nederlandse populatie hier broedt. Staatsbosbeheer Noard- Fryslân draagt hierin haar steentje bij door middel van het beheer en de inrichting van een aantal van haar natuurgebieden ten behoeve van weidevogels. Eén van deze gebieden is de Zwagermieden met hoge dichtheden aan scholeksters. In dit gebied wordt ook een laag reproductiesucces verwacht en het vermoeden is dat dit te wijten is aan een hoge predatiedruk. Maatregelen die Staatsbosbeheer heeft getroffen omtrent predatie zijn onder andere de bestrijding van vossen (Vulpes vulpes) en kraaien (Corvidae) en het plaatsen van een elektrisch raster rondom de weidevogelkern om grote grondpredatoren te weren. Om erachter te komen of deze verwachtingen juist zijn en de getroffen maatregelen een positief effect hebben op het reproductiesucces, is de volgende hoofdvraag opgesteld: Wat is de invloed van predatie op het reproductiesucces van de scholekster (Haematopus ostralegus) in de Zwagermieden?
Ecologische kenmerken van weidevogeljongen en de invloed van beheer op overleving : kennisoverzicht en effectiviteit van maatregelen
Rapport over de effectiviteit van beheersmaatregelen voor overleving van primaire weidevogelkuikens in graslanden, op basis van wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke literatuur. Per sprake komen: Ecoprofielen weidevogeljongen van: Kievit (Vanellus vanellus); Grutto (Limosa limosa); Tureluur (Tringa totanus); Scholekster (Haematopus ostralegus); Watersnip (Gallinago gallinago); Kemphaan (Philomachus pugnax); Slobeend (Anas clypeata); Zomertaling (Anas querquedula); Kuifeend (Aythya fuligula); Veldleeuwerik (Alauda arvensis); Graspieper (Anthus pratensis); Gele kwikstaart (Motacilla flava)
Effectiveness of spatial mosaic management for grassland breeding shorebirds
Since 2000, a new management technique has been introduced to stop the rapid decline of grassland breeding shorebirds in the Netherlands, called ‘mosaic management’. The most important difference from earlier Agri-Environment Schemes is that the mosaic management is conducted at a landscape scale (150–650 ha) rather than an individual farm scale (50–60 ha) and that there is purposeful planning of the spatial distribution and layout of management measures within a local area. We tested the effectiveness of the mosaic management by analysing breeding population trends of Northern Lapwing (Vanellus vanellus), Black-tailed Godwit (Limosa limosa), Redshank (Tringa totanus) and Oystercatcher (Haematopus ostralegus) in comparison with three other management types: individual management, regular farmland and nature reserves. After the introduction of mosaic management, populations of Black-tailed Godwit and Redshank stabilised and Northern Lapwing populations increased. Oystercatcher decreased, but this was also due to reduced winter survival. Populations in the mosaic management areas showed a greater annual improvement of 0–18% compared to other management types. The mosaic areas did not appear to be ‘sink’ areas as productivity in the mosaic areas seemed to be sufficient to support the observed densities. However, with the exception of Northern Lapwing, the change of trend was not greater in the mosaic areas than in the other management types. So, for the species other than Northern Lapwing, the good performance cannot be attributed to the mosaic management. The mosaic areas were good breeding habitats beforehand and continue to be so. It is possible that the mosaic management is part of the success, but not exclusively so. Our results show that modern farming can still be combined with grassland breeding shorebird management. However, further study of success factors is urgently needed for the conservation of the remaining good habitats on farmland and restoration of lost ones.
Effectiveness of spatial mosaic management for grassland breeding shorebirds
Since 2000, a new management technique has been introduced to stop the rapid decline of grassland breeding shorebirds in the Netherlands, called ‘mosaic management’. The most important difference from earlier Agri-Environment Schemes is that the mosaic management is conducted at a landscape scale (150–650 ha) rather than an individual farm scale (50–60 ha) and that there is purposeful planning of the spatial distribution and layout of management measures within a local area. We tested the effectiveness of the mosaic management by analysing breeding population trends of Northern Lapwing (Vanellus vanellus), Black-tailed Godwit (Limosa limosa), Redshank (Tringa totanus) and Oystercatcher (Haematopus ostralegus) in comparison with three other management types: individual management, regular farmland and nature reserves. After the introduction of mosaic management, populations of Black-tailed Godwit and Redshank stabilised and Northern Lapwing populations increased. Oystercatcher decreased, but this was also due to reduced winter survival. Populations in the mosaic management areas showed a greater annual improvement of 0–18% compared to other management types. The mosaic areas did not appear to be ‘sink’ areas as productivity in the mosaic areas seemed to be sufficient to support the observed densities. However, with the exception of Northern Lapwing, the change of trend was not greater in the mosaic areas than in the other management types. So, for the species other than Northern Lapwing, the good performance cannot be attributed to the mosaic management. The mosaic areas were good breeding habitats beforehand and continue to be so. It is possible that the mosaic management is part of the success, but not exclusively so. Our results show that modern farming can still be combined with grassland breeding shorebird management. However, further study of success factors is urgently needed for the conservation of the remaining good habitats on farmland and restoration of lost ones
Kokkel- en Filipijnse tapijtschelpvleesvoorraad biedt geen verklaring voor de verdere afname van Scholeksteraantallen in de Oosterschelde : studie naar de relatie tussen veranderingen in de scholeksterpopulatie en schommelingen in het schelpdierbestand over de periode 1992-2022
De afgelopen decennia heeft er een afname plaatsgevonden in het aantal scholeksters (Haematopus ostralegus) binnen het Oosterscheldegebied, tot onder het instandhoudingsdoel voor dit Natura 2000- gebied. Voor een van de primaire voedselbronnen van scholeksters in de Oosterschelde, de kokkel (Cerastoderma edule), geldt een voedselreserveringsbeleid om kokkelvisserij te limiteren in jaren met een laag kokkelbestand. Sinds een aantal jaren is de Filipijnse tapijtschelp (Ruditapues philippinarum) in de Oosterschelde sterk in biomassa toegenomen, en deze soort bezet eenzelfde niche als de kokkel. Voor de scholekster lijken beide soorten schelpdieren uitwisselbaar als voedselbron, dus het lijkt voor de hand te liggen om voortaan beide soorten mee te nemen in de voedselreservering. In dit onderzoek is relatie tussen temporele veranderingen in de scholeksterpopulatie in het Oosterscheldegebied en de beschikbare hoeveelheid voedsel (beide genoemde soorten schelpdieren) geanalyseerd. Dit is gedaan op basis van vogeltellingen en schelpdiermonitoringsdata, gedurende de periode 1992-2022. Het verband tussen de hoeveelheid kokkel- en tapijtschelpvlees en veranderingen in het aantal scholeksters is in deze studie bestudeerd met behulp van regressie analyse. We hebben hierbij onderscheid gemaakt tussen vier deelgebieden waar subpopulaties van scholeksters verblijven en de relatie met de voedselvoorziening over de hele Oosterschelderegio onderzocht. De voorraad kokkelvlees bleef in de bestudeerde periode met grote regelmaat onder het gestelde minimum. Op basis van de beschikbare data is er geen relatie gevonden tussen de jaarlijkse fluctuaties in de hoeveelheid kokkels en/of en de jaarlijkse veranderingen in het aantal scholeksters. Ook een eventueel vertragings-effect van 1-3 jaar in scholeksteraantallen na schaarse voedseljaren werd niet gevonden. Op basis van de beschikbare data en eerdere studies is het aannemelijk dat er al vele jaren lang een structureel, breed voedseltekort (niet alleen een tekort aan kokkels) heerst in de Oosterschelde. Dit zou zowel de langjarige afname in de vogelaantallen kunnen verklaren, alsook het ontbreken van een directe relatie tussen deze aantallen en de hoeveelheid kokkels en tapijtschelpen. Indien de voedselvoorraad altijd te laag is voor de aantallen vogels die hier vanwege de instandhoudingsdoelstelling zouden moeten verblijven, dan is het systeem simpelweg op weg naar een nieuw evenwicht. Ten behoeve van het herstel van de scholeksterpopulatie is het om deze redenen aan te raden de totale hoeveelheid gereserveerd voedsel te verhogen door de 150 kg kokkelvlees per scholekster aan te vullen met andere primaire voedselbronnen van de vogelsoort. Mogelijk zou het meenemen van mosselen in het reserveringsbeleid een uitkomst bieden. Tapijtschelpen zouden, in diverse scenario’s de “redding” van de scholekster kunnen zijn, maar voor een herstel tot op het gewenste niveau van de instandhoudingsdoelstelling is vermoedelijk nog een zeer aanzienlijke toename van het bestand noodzakelijk, die zal worden verstoord als deze soort bevist gaat worden.
Oerhollandse kustvogel in nood : Over de afnemende scholeksterpopulatie
De populatie scholeksters neemt sterk af in Nederland. Dat komt niet alleen door schelpdiervisserij, intensieve landbouw of verstoring van vliegtuigen; door de zeespiegelstijging spoelen veel nesten weg.
Drukfactoren op in het binnenland broedende scholeksters
Diapresentatie over de status van scholeksters in Nederland en factoren waardoor ze onder druk komen te staan.
Nieuw overzicht boerenlandvogels schetst treurig beeld
De nieuwe Boerenlandvogelbalans laat zien dat vogels van het open boerenland, zoals de grutto en de patrijs, sinds 1990 met bijna zeventig procent afnamen. Vogels die op erven en in struweel in het buitengebied broeden, bleven nagenoeg stabiel.
Weidevogels in Fryslân : jaarbericht 2021
Een overzicht van de broedegegevens van de grutto, tureluur, kievit en scholekster in de provincie Fryslân in 2021.
Weidevogels in Fryslân : jaarbericht 2024
De informatie in dit jaarbericht gaat vooral over de vier hoofdsoorten uit de groep weidevogels die het meest voorkomen: de grutto, kievit, tureluur en scholekster.
Bescherming van weidevogels
SOVON onderzoek (2004) in opdracht van Landschapsbeheer Nederland
Doe mee met het Jaar van de Scholekster!
2023 is het Jaar van de Scholekster, want het gaat niet goed met deze geliefde tepiet-roeper in Nederland. De scholekster, die in 2008 ook al een eigen ‘Jaar’ had, heeft zelfs nog meer problemen dan de grutto en de kievit, en maakt daarom zeker kans op de titel ‘nationale pechvogel’. In dit ‘Jaar van’ kan iedereen wat doen voor de scholekster.
Factsheet scholekster
Factsheet van de vogelbescherming over de scholekster.
Weidevogels in Fryslân : jaarbericht 2022
Voor u ligt het overzicht van alle telgegevens van de kievit, grutto, scholekster en tureluur in de provincie Fryslân van het afgelopen broedseizoen.
Weidevogels in Fryslân : jaarbericht 2023
Dit document is het overzicht van alle telgegevens van de kievit, grutto, scholekster en tureluur in de provincie Fryslân van het broedseizoen in 2023.
Weidevogels in Fryslân : jaarbericht 2019
In Fryslân bestaat de unieke situatie dat alle partijen die bij weidevogels betrokken zijn elkaar al een jaar of vijftien regelmatig ontmoeten tijdens het zogenaamde Olterterpoverleg. In dit overleg worden allerlei onderwerpen die de weidevogels betreffen besproken. Met het belang van de vogels voorop worden onderlinge verschillen waar mogelijk opzij gezet. Ook gevoelige onderwerpen als predatie komen uitgebreid aan bod.
Veranderingen en trends van weidevogels op landschapsschaal
Onderzoek van SOVON, RUG, CML en Landschap Noord-Holland naar trends bij weidevogels. Tevens een modelmatige analyse van kans op stabiele weidevogelpopulaties
Vaste mest en de impact op de biodiversiteit
Korte film over het living lab bovengronds uitrijden van vaste mest bij bloemkooltelers in Noord-Holland. Wim Reus vertelt over het onderzoek op zijn bedrijf en vertelt over welke impact vaste mest heeft voor de biodiversiteit, onder andere op de akker- en weidevogels die op zijn percelen nestelen.