• artikel
    Journal of ornithology 152 1: 161 - 170
    2011

    Effectiveness of spatial mosaic management for grassland breeding shorebirds

    Since 2000, a new management technique has been introduced to stop the rapid decline of grassland breeding shorebirds in the Netherlands, called ‘mosaic management’. The most important difference from earlier Agri-Environment Schemes is that the mosaic management is conducted at a landscape scale (150–650 ha) rather than an individual farm scale (50–60 ha) and that there is purposeful planning of the spatial distribution and layout of management measures within a local area. We tested the effectiveness of the mosaic management by analysing breeding population trends of Northern Lapwing (Vanellus vanellus), Black-tailed Godwit (Limosa limosa), Redshank (Tringa totanus) and Oystercatcher (Haematopus ostralegus) in comparison with three other management types: individual management, regular farmland and nature reserves. After the introduction of mosaic management, populations of Black-tailed Godwit and Redshank stabilised and Northern Lapwing populations increased. Oystercatcher decreased, but this was also due to reduced winter survival. Populations in the mosaic management areas showed a greater annual improvement of 0–18% compared to other management types. The mosaic areas did not appear to be ‘sink’ areas as productivity in the mosaic areas seemed to be sufficient to support the observed densities. However, with the exception of Northern Lapwing, the change of trend was not greater in the mosaic areas than in the other management types. So, for the species other than Northern Lapwing, the good performance cannot be attributed to the mosaic management. The mosaic areas were good breeding habitats beforehand and continue to be so. It is possible that the mosaic management is part of the success, but not exclusively so. Our results show that modern farming can still be combined with grassland breeding shorebird management. However, further study of success factors is urgently needed for the conservation of the remaining good habitats on farmland and restoration of lost ones.

  • rapport
    Moties en toezeggingen op het gebied van gewasbescherming
    2021

    Verspreidingsroutes van residuen van gewasbeschermingsmiddelen in krachtvoer op melkveebedrijven en de mogelijke effecten hiervan op het voedselaanbod voor weidevogels : een verkenning van de route en geïdentificeerde kennislacunes op basis van literatuur en expertconsultatie

    Dit rapport is het resultaat van een opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een aangenomen motie om onafhankelijk empirisch onderzoek te doen naar residuen van gewasbeschermingsmiddelen in mest, bodem en voer, en de effecten hiervan op insecten als voedsel voor weidevogels. Daarop heeft het ministerie van LNV het Louis Bolk Instituut gevraagd om aan de hand van een verkenning van de wetenschappelijke literatuur te inventariseren of er sprake is van kennislacunes. Informatie omtrent de verspreidingsrouten van gewasbeschermingsmiddelen, de eventuele kennislacunes in relatie tot deze routes en de effecten op insecten en weidevogels zijn bij elkaar gebracht in dit rapport.

  • rapport
    Rapport / Wageningen Environmental Research 3156.
    2022

    Ontwikkeling systematiek voor vaststellen en monitoren van habitatkwaliteit agrarisch gebied

    De monitoring van het agrarisch natuurbeheer richt zich tot dusver met name op het in beeld brengen van de abundantie (aantallen) van de doelsoorten. Het primaire effect van het agrarisch natuurbeheer is evenwel de beïnvloeding van de habitatkwaliteit. Deze veranderde habitatkwaliteit vertaalt zich op termijn als het goed is in een verandering van de abundantie van de doelsoorten. Om snel zicht te krijgen op de effectiviteit van het beheer, is monitoring van de habitatkwaliteit daarom noodzakelijk. In dit onderzoek wordt onderzocht in welke mate remote sensing (satellietbeelden) kan worden ingezet voor het monitoren van de habitatkwaliteit.

  • factsheet
    Alterra Wageningen UR
    2015

    Op weg naar een natuurinclusieve duurzame landbouw

    De rijksoverheid werkt al vele jaren aan verduurzaming van de landbouw in haar beleid. Er is een keur aan goede voornemens, doelstellingen, subsidies, en wet- en regelgeving op deelterreinen (zoals gewasbeschermingsmiddelen, mestwetgeving). In de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal is ‘duurzame landbouw en bescherming van biodiversiteit’ een thema waar het kabinet op inzet. Een samenhangende beleidslijn waarin wordt aangegeven hoe een duurzaam landbouwkundig beheer voor biodiversiteitbehoud in 2020 kan worden bereikt, is er echter nog niet. Ook de sector zelf werkt al jaren aan verduurzaming van de landbouw. Er zijn allerlei initiatieven, convenanten en projecten, voornamelijk binnen deelsectoren van de landbouw (zoals de melkveehouderij), hoewel behoud van biodiversiteit daar (nog) niet altijd onderdeel van uitmaakt. Vanuit al die verschillende invalshoeken, beleidsvelden en sectoren komt momenteel geen samenhangend beeld naar voren van wat nu die biodiversiteit is die men wil behouden door duurzame landbouw en wat er moet gebeuren om de gewenste biodiversiteit te bereiken. Deze brochure is geschreven voor de rijksoverheid, maar ook voor belanghebbenden uit de sector die graag een overzicht hebben van maatregelen en de bijdragen van eenieder, met als doel het bereiken van een duurzame landbouw waar natuur en biodiversiteit integraal deel van uitmaken.

  • rapport
    Wegverlichting en natuur
    2000
  • rapport
    Rapport / Wageningen Environmental Research 3012.
    2020

    Rapportage werkzaamheden kennissysteem Beheer-op-Maat 2019

    Het kennissysteem voor Agrarisch Natuurbeheer, Beheer-op-Maat (BoM), is in 2019 op een aantal aspecten aangepast aan de wensen van de gebruikers (beheercollectieven). De kaartlagen die aan de basis staan van het kennissysteem – de openheid van het landschap, de bodemvochtigheid, de aanwezigheid van verstorende bronnen en de zwaarte van het gewas – zijn geactualiseerd en/of verfijnd. Daarnaast is de kentallenanalyse toegevoegd. De kentallenanalyse geeft voor een werkgebied naar keuze de belangrijkste kentallen omtrent de effectiviteit van het weidevogelbeheer weer. De kentallen worden daarbij gepresenteerd in de vorm van figuren, met als doel in één oogopslag inzicht te geven in de knelpunten en verbetermogelijkheden omtrent het weidevogelbeheer in een specifiek gebied. De gebruikersvriendelijkheid van het systeem is verbeterd door de gebruikersaccounts te koppelen aan gebiedsbegrenzingen zoals die worden toegepast in de boerenlandvogelmonitor van LandschappenNL. Ten slotte zijn belangrijke stappen gezet voor de uitbreiding van het kennissysteem naar de overige leefgebiedtypen: open akkers, droge dooradering en natte dooradering.

  • rapport
    Alterra-rapport 1408.
    2008

    Het Grutto-mozaïekmodel als kwaliteittoets weidevogelbeheer : ontwikkeling en toepassingen 2004-2008

    Sinds 2004 wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het grutto-mozaïekmodel. Aanvankelijk is een gebiedscan ontwikkeld die toetst of er binnen een gebied genoeg kuikenland is om een bepaalde Gruttodichtheid in stand te houden. Daarbij wordt rekening gehouden met de ligging ten opzichte van elkaar van percelen met weidevogelbeheer. De gebiedscan is toegepast in vier gebieden in Friesland. Op basis van de ervaringen is de stippen- of territoriumscan ontwikkeld. Deze let niet alleen op de ligging van het beheer maar ook op de verspreiding van de territoria. De stippenscan is toegepast in zeventien gebieden

  • factsheet
    Vogelbescherming Nederland
    2004

    Grasland en akkers : kroondomeinen van de kwartelkoning

    U leest hier over de kwartelkoning en zijn mysterieuze leven, en over alle mogelijke beschermingsmaatregelen op akkers en in grasland.

  • rapport
    SOVON-informatierapport 2003/03.
    2003

    Resultaten van beschermingsmaatregelen voor kwartelkoningen in Nederland in 2002

    Sinds 1997 zit het aantal broedende Kwartelkoningen in Nederland duidelijk in de lift. Jaarlijks werden ten minste 200 territoria vastgesteld, tegen hooguit 40 halverwege de jaren negentig. Het aantal in 2002 paste in dat beeld, met zelfs een boven-gemiddeld aantal van 336 territoria (schatting 350-390). Zonder adequate beschermingsmaatregelen zijn veel van deze vogels niet in staat succesvol te broeden. Doordat de soort pas laat in het broedseizoen arriveert, zijn veel percelen met potentieel broedhabitat (graslanden met een gesloten vegetatie van ten minste 20 cm) al gemaaid of worden ze gemaaid nadat de vogels zich hebben gevestigd.

  • rapport
    Alterra
    2009

    Prioriteitstelling onderzoeksvragen weidevogels

    In september 2008 heeft het secretariaat van de Kenniskring aan Alterra verzocht om samen met een aantal leden van de kenniskring een beknopt overzicht te maken van de huidige kennis op het gebied van het Weidevogelonderzoek. Specifiek gewenste acties waren: het opstellen van een overzicht van de bestaande kennis, het organiseren van een bijeenkomst met deskundigen op het gebied van ecologisch weidevogelonderzoek en het opstellen van een notitie met onderzoeksonderwerpen en prioriteiten.

  • rapport
    Evaluatie opvangbeleid 2005-2008 voor overwinterende ganzen en smienten
    2009

    Evaluatie opvangbeleid 2005-2008 voor overwinterende ganzen en smienten, Effect van Brandganzen op broedende weidevogels

    Deze studie onderzoekt op welke wijze de tijdsbesteding van broedende weidevogels en de vegetatie van de broedhabitat wordt beïnvloed door de aanwezigheid overwinterende en in Nederland broedende Brandganzen. De nabijheid van Brandganzen werd door weidevogels als bedreigend voor hun eieren ervaren. Begrazing door Brandganzen had een negatief effect op hoogte en drooggewicht van de vegetatie vlak voor en tijdens de broedperiode van weidevogels waardoor mogelijk de nestplaatskeuze van weidevogels kan worden beïnvloed. Het effect van Brandganzen op de vestiging van weidevogels is in deze studie onderbelicht gebleven en ook is niet gekeken naar het effect op kuikenoverleving. De resultaten moeten daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Aldus resultaten van Alterra in samenwerking met Altenburg & Wymenga

  • rapport
    Rapport DK nr. 2009/dk113.
    2009

    Ecologische randvoorwaarden voor weidevogelsoorten in het broedseizoen : resultaten van een pilotstudie in het Wormer- en Jisperveld

    Veel onderzoek aan weidevogels in het afgelopen decennium is uitgevoerd in agrarisch gebied. Dit onderzoek is grotendeels uitgevoerd in een natuurreservaat onder extensieve landbouwkundige omstandigheden. Het terrein is aangewezen als Natura2000 gebied voor moerasvogels zoals de Roerdomp. Actueel discussiepunt is of het beheer ten behoeve van weidevogels in Natura2000-gebieden niet op gespannen voet staat met andere instandhoudingsdoelen zoals moerasvogels. Dit rapport laat zien dat dit soms het geval kan zijn, maar opgelost kan worden met het uitgekiend ruimtelijk scheiden van moeras en weilandgebieden. Het rapport draagt een aantal relevante verbeteringen aan voor het beheer van de 18.000 ha weidevogelreservaten in Nederland.

  • rapport
    Landschap Noord-Holland
    2008

    Atlas van de weidevogels in Laag Holland : overzicht van soorten, aantallen, dichtheden en trends in 30.000 hectare weidevogelgebied

    Door de agrarische natuurverenigingen is in Laag Holland op ruim 10.000 ha een collectief weidevogelpakket afgesloten binnen de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) van het Programma Beheer van het Ministerie van LNV. In 2006 moesten op al deze percelen weidevogels worden geteld voor een tussentijdse evaluatie. Door samenwerking van alle betrokken partijen, Provincie, terreinbeherende organisaties (TBO's) en agrarische natuurverenigingen was het mogelijk om in 2006 de belangrijkste graslanden van Laag Holland in één keer in kaart te brengen. Bij dit unieke samenwerkingsproject waren naast de Provincie Noord-Holland en Landschap Noord-Holland de volgende organisaties betrokken: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de agrarische natuurverenigingen ‘Tussen IJ en Dijken’, ‘Waterland’1 en ‘West-Friesland’, Natuurlijk Platteland West, en de particuliere stichting ‘De Hooge Weide’.

  • rapport
    Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief
    2006

    Habitatgebruik van Grauwe Kiekendieven in Flevoland in 2006 onderzocht met behulp van radiozenders

    De toegenomen druk op het landschap is een belangrijke reden dat de kiekendief het moeilijk heeft. De toegenomen intensivering in het agrarisch cultuurlandschap, de uitbreiding van de woonkernen en het veranderende beheer in natuurgebieden zijn voor de Bruine, Blauwe en Grauwe Kiekendief redenen van afname. In de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland schuilen zowel gevaren als kansen voor deze karakteristieke groep vogels.

  • rapport
    Rapport / Plant Research International 249.
    2009

    Akkervogels en landbouw: ecologie, maatregelen en beleid

    Intensivering van de landbouw heeft op Europese schaal geleid tot een afname van populaties van vogelsoorten die met landbouw geassocieerd zijn. Dit geldt zowel voor akkervogels als voor weidevogels. Een probleem bij het benoemen van specifiekere oorzaken van deze afname is dat intensivering van de landbouw geen eenduidig proces is. In de literatuur zijn de volgende componenten van intensivering met een negatief effect op akkervogels beschreven.- Een toename van het gebruik van pesticiden en meststoffen. -Het slechten van heggen, houtwallen, greppels en andere landschapselementen. -Vervanging van zomergranen door wintergranen en maïs. -Verlies van mozaïeken in ruimte en tijd, als gevolg van ontmenging van akkerbouw en veeteelt, schaalvergroting en uniformering

  • rapport
    CLM Onderzoek en Advies
    2009

    Samen werken aan weidevogelbeheer : sleutels tot succes

    Brochure met ervaringen in weidevogelbeheer. Resultaten uit: Klaas Engelbrechtpolder (Schipluiden), De Pine (reservaat van Staatsbosbeheer, Friesland), Zeevang (Noord-Holland), Noordpolder (Utrecht), rustzones in Noord-Brabant (samenwerking tussen boeren en vrijwilligers), Kollumerpomp (Friesland), Ronde Hoep (Noord-Holland)

  • rapport
    Rapport DK nr. 2008/dk101.
    2008

    Factoren die de overleving van weidevogelkuikens beïnvloeden

    Uit onderzoek naar de effectiviteit van het huidige weidevogelbeheer komt telkens naar voren dat er voor de ontwikkeling van een beter beheer op een aantal punten nog onvoldoende kennis aanwezig is over factoren die van belang zijn voor de overleving van weidevogelkuikens. Die ontbrekende kennis spitst zich toe op de invloed die weer, voedsel en beheer op de conditie en daarmee op de overleving van kuikens hebben. Een deel van de vragen kan alleen worden beantwoord door nieuw opgezet veldwerk, maar een deel kan wel beantwoord worden op grond van nieuwe analyses en bestaande datasets . De belangrijkste uitkomsten van die analyses worden hieronder beschreven.

  • rapport
    Rapport / Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu 107.
    2010

    Een veldleeuwerik zingt niet voor niets! : schatting van kosten van maatregelen voor akkervogels in de context van een veranderend gemeenschappelijk landbouwbeleid

    Om de verdere achteruitgang van populaties akkervogels tegen te gaan, zijn introductie van onbespoten graanranden in graanpercelen, aanleg van brede akkerranden, uitbreiding van teelt van zomergranen en teelt van wintervoedselgewassen goede maatregelen. Toepassing van deze maatregelen in het gehele verspreidingsareaal van akkervogels kost jaarlijks tussen de 90 en 175 miljoen euro. Om in Nederland alleen de hotspots van de meest bedreigde akkervogels te verbeteren, is jaarlijks zo'n 12 tot 20 miljoen euro nodig. Onderzoek mede verricht door: SOVON en Provincie Groningen.

  • rapport
    Rapport Directie Kennis & Innovatie nr. 2009/dk123W.
    2009

    Maatschappelijk draagvlak voor het behoud van weidevogels

    De aanbesteding ging uit van de veronderstelling dat het publieke draagvlak voor het uitgeven van belastinggeld aan weidevogelbeleid ondersteuning behoeft en daarnaast het draagvlak voor het behoud van weidevogellandschap in plaats van bijvoorbeeld woningbouw of infrastructuur versterking behoefd. Uit publieksonderzoek in het kader van dit project kunnen er echter concluderen worden dat het publiek in het algemeen niet negatief staat tegenover het stellen van dergelijke prioriteiten. Meer dan de helft van de bevolking heeft er geen moeite mee als weidevogellandschap prioriteit heeft in het omgevingsbeleid

  • rapport
    Landschap Noord-Holland
    2010

    Weidevogels in Noord-Holland : ecologie, beleid en ontwikkelingen

    In 2009 was er een unieke gelegenheid om in de belangrijkste weidevogelgebieden van Noord‑Holland de weidevogels gebiedsdekkend in kaart te brengen. Deze kans werd enerzijds geboden door de vraag van de Provincie Noord-Holland om de actuele weidevogelstand in de belangrijkste weidevogelregio’s nauwkeurig in beeld te brengen voor het nieuwe Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) als ijkpunt voor het provinciaal beleid (Weidevogelvisie Noord-Holland) en anderzijds door de verplichte monitoring van weidevogels op percelen met een subsidiepakket voor weidevogelbeheer van de Provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (PSAN). De gegevens van deze percelen werden voor dit onderzoek beschikbaar gesteld door de betrokken agrarische natuurverenigingen.

1 2 3 ... 70